I. Nadat rechtsgeldig een
Insolvenzantrag is ingediend, kan het
Amtsgericht - en dat doet het normaliter altijd - eerst een
Vorverfahren openen. Dit
Vorverfahren is bedoeld om het
Amtsgericht als
Insolvenzgericht inzage te verschaffen in de vermogenspositie van de schuldenaar. Het
Insolvenzverfahren mag namelijk alleen geopend worden wanneer het vermogen van de schuldenaar minimaal de kosten van faillissementsprocedure dekt (§ 26 InsO). Is dat niet het geval, dan wordt de
Insolvenzantrag sowieso afgewezen. Deze afwijzing kan door eenieder voorkomen worden door de noodzakelijke kosten voor de procedure aan het
Insolvenzgericht te voldoen.
In het
Vorverfahren moet de schuldenaar aan het
Insolvenzgericht alle informatie verschaffen die dat dienstig acht, zelfs die informatie op grond waarvan een strafrechtelijke procedure tegen de schuldenaar opgestart zou kunnen worden. Daarbij kan het
Insolvenzgericht bepalen dat de schuldenaar alle verklaringen '
an Eides statt' dient af te leggen (§§ 20 jo. 97 I InsO). Ook kan het
Insolvenzgericht de schuldenaar in hechtenis nemen, wanneer deze zijn verplichtingen niet nakomt of het gevaar bestaat dat hij een deel van het vermogen aan het faillissement c.q. aan de boedel onttrekt.
Teneinde de boedel veilig te stellen kan het
Insolvenzgericht in het
Vorverfahren ook een aantal
Sicherungsmaßnahmen treffen:
- het kan een vorläufiger Insolvenzverwalter aanstellen;
- het kan de schuldenaar een beschikkingsverbod (Verfügungsverbot) opleggen;
- het kan individuele executiemaatregelen verbieden;
- het kan een postblokkade opleggen.
II. Afhankelijk van de uitkomst van het
Vorverfahren zal het
Insolvenzgericht het faillissement uitspreken (middels
Eröffnungsbeschluss) en zo officieel het
Insolvenzverfahren over het vermogen van de schuldenaar openen: er wordt een
Insolvenzverwalter aangesteld (in de regel de
vorläufige Insolvenzverwalter uit het
Vorverfahren), de debiteuren kunnen alleen nog maar bevrijdend aan de
Insolvenzverwalter betalen, de schuldeisers dienen hun vordering binnen een bepaalde termijn bij de
Insolvenzverwalter in te dienen onder benoeming van eventuele zekerheidsrechten, en er wordt gelijk een datum voor de (eerste) crediteurenvergadering (
Gläubigerversammlung) bepaald.
Wanneer het
Insolvenzverfahren geopend wordt kunnen de schuldeisers er bijna zeker vanuit gaan, dat uiteindelijk ook een uitbetaling zal volgen. Daarna zal de
Insolvenz worden opgeheven.
In tegenstelling tot de Nederlandse praktijk betekent het einde van de
Insolvenz niet automatisch het einde van de mogelijkheid voor de schuldeiser om verhaal te nemen op de schuldenaar. Door het faillissement c.q. het einde daarvan wordt de rechtspersoon namelijk niet per definitie opgeheven. Indien de rechtspersoon niet geliquideerd is, of de natuurlijk persoon geen
Restschuldbefreiung ('schone lei') verkregen heeft, kan de schuldeiser weer gewoon de gebruikelijke executiemaatregelen opstarten (§ 201 Abs. 2 InsO).