Strafprozessrecht
Der Strafprozess

Verloop van een Duitse strafzaak

Soms komen Nederlandse ingezetenen als Beschuldigter c.q. Angeklagter (verdachte), of als Zeuge (getuige), in aanraking met Duits strafrecht. Ook dan is het goed te weten, dat Rob Küffen U als Strafverteidiger met raad en daad terzijde kan staan. De opdracht kan verstrekt worden door de verdachte zelf of door een derde, meestal een familielid. Uiteindelijk beslist echter de verdachte zelf over deze Mandatserteilung.
Hieronder zal kort op het Duitse Strafprozessrecht (strafprocesrecht) ingegaan worden.
Download hier de flyer "Der Strafprozess"

Die Staatsanwaltschaft

Een strafzaak start in Duitsland altijd met een zogenaamde 'Anfangsverdacht', soms 'von Amts wegen' (ambtshalve), maar meestal op basis van een aangifte (Anzeige, niet zijnde een Strafantrag), houdende de mededeling dat een strafbaar feit gepleegd zou kunnen zijn. De aangifte kan gedaan worden bij de Polizei (politie), de Staatsanwaltschaft (i.e. het Duitse Openbare Ministerie) of ter griffie van een Amtsgericht. In nagenoeg alle gevallen gebeurt het bij of door de Polizei, waarna deze verplicht is de aangifte te onderzoeken en na korte of langere tijd voor te leggen aan de Staatsanwaltschaft. Het is namelijk de Staatsanwaltschaft, die beslist of een formeel Ermittlungsverfahren (opsporingsonderzoek) wordt ingesteld of niet; niet de politie. Deze laatste kan dus niemand zo maar afwimpelen met de mededeling, dat geen sprake is van een strafbaar feit en dat de aangifte dus niet wordt opgenomen. Een Anzeige (de mededeling dus) kan uit haar aard niet teruggenomen c.q. ingetrokken is; anders gesteld is het met de Strafantrag. Een Strafantrag is een uitdrukkelijk, schriftelijk, verzoek tot vervolging (Verfolgungsverlangen). Bij sommige strafbare feiten is een dergelijke Strafantrag een absoluut vereiste: zonder Strafantrag, geen vervolging.
Komt de Staatsanwaltschaft tot de conclusie, dat hetgeen gebeurd is geen strafbaar feit oplevert, dan gaat de aangifte gelijk ad acta. In het andere geval, dus als er volgens de Staatsanwaltschaft wel sprake is van een Anfangsverdacht, wordt door haar het Ermittlungsverfahren gestart (§ 152 Abs. 2 StPO). Het is de Staatsanwaltschaft, en niet de Polizei, die 'ermittelt': Die Staatsanwaltschaft ist die Herrin des Ermittlungsverfahrens.

Komt de Staatsanwaltschaft uiteindelijk tot de slotsom (de zogenaamde 'Entschließung'), dat sprake is van een 'hinreichender Tatverdacht', dan kan zij 'Anklage erheben' (dagvaarden) of de zaak door het bevoegde Amtsgericht laten afdoen middels een Strafbefehl.
Luidt de slotsom, dat geen sprake is van een hinreichender Tatverdacht, dan zal de zaak door de Staatsanwaltschaft middels Einstellungsverfügung gemäß § 170 StPO of §§ 153,153a StPO (opportuniteitsbeginsel) worden geseponeerd (Einstellung).

Der Beschuldigte

Een verdachte (Beschuldigter) wordt bij afwezigheid van dringendheid in de meeste gevallen door de Polizei uitgenodigd om gehoord c.q. verhoord te worden. Bij in het buitenland woonachtige verdachten komt die uitnodiging bijna altijd per gewone post. Niet-Duitse, in het buitenland woonachtige, verdachten zijn niet verplicht om hieraan gehoor te geven; zelfs niet als de "uitnodiging" plaatsvindt op last van de Staatsanwaltschaft. Er bestaat in ieder geval in zo'n situatie geen mogelijkheid om een dergelijk verhoor af te dwingen; hooguit via een rechtshulpverzoek (bijvoorbeeld middels Europees Arrestatie Bevel (EAB) of een verzoek aan de (Nederlandse) autoriteiten om de verdachte (in Nederland) te doen (ver)horen).
Veelal wordt ook de gelegenheid geboden om schriftelijk een verklaring af te leggen. Niet doen! Een verdachte kan zich op zijn zwijgrecht beroepen en moet dat mijns inziens initieel ook altijd doen, zelfs al hij/zij denkt niets te verbergen te hebben. Een verklaring afleggen kan later altijd nog. Het beste is gelijk een Strafverteidiger in te schakelen.
Een verdachte die in Duitsland gearresteerd wordt, moet binnen uiterlijk 24 uur na zijn arrestatie aan de Haftrichter (in zekere zin vergelijkbaar met de Nederlandse Rechter-Commissaris in strafzaken) worden voorgeleid. De bevoegde Haftrichter (niet noodzakelijkerwijs de rechter, die ook de overige beslissingen in de strafzaak moet nemen: Ermittlungsrichter) zal, indien aan alle wettelijke vereisten is voldaan, op vordering van de Staatsanwaltschaft een Haftbefehl (arrestatiebevel met voorlopige hechtenis) tegen de verdachte uitvaardigen. Daarmee start dan de voorlopige hechtenis; veelal onder oplegging van (alle) "beperkingen" (Einschränkungen). Daardoor kan het langere tijd duren alvorens familieleden iets van/over de verdachte horen en/of contact (telefonisch/bezoek) met deze kunnen hebben.
De duur van het voorarrest wordt in beginsel bepaald door het Beschleunigungsgebot: de Staatsanwaltschaft moet de afwikkeling van de strafzaak met de nodige voortvarendheid ter hand nemen. Daarnaast moet natuurlijk ook altijd gelet worden op de evenredigheid (Verhältnismäßigkeit). De verdachte mag niet onnodig lang in onzekerheid en voorarrest gehouden worden; en het voorarrest moet in verhouding staan tot een eventueel te verwachten straf. Vandaar dat de behandeling ter terechtzitting bij verdachten in voorarrest in beginsel binnen 6 maanden na de Haftbefehl moet zijn opgestart. Echter, een langere duur van de vrijheidberovende U-Haft is mogelijk met toetsing (Haftprüfung) en toestemming van de hogere rechter.

Der (Straf)Verteidiger

In veel gevallen (§ 140 Abs. 1 StPO) wordt tijdens de Vorführung beim Haftrichter een Pflichtverteidiger aan de verdachte toegewezen. Deze Strafverteidiger wordt initieel betaald uit de staatskas, maar die zal de kosten vervolgens op de verdachte verhalen, zodat uiteindelijk iedere verdachte de kosten van zijn verdediging toch weer zelf moet betalen.
Alternatief kan de verdachte natuurlijk ook zelf een (of meerdere) raadsman(nen) kiezen. Deze gekozen raadsman (Walhverteidiger) moet hij uiteraard zelf bekostigen, maar de verdachte kan e.e.a. dan wel zelf vrijelijk met zijn Verteidiger overeenkomen.

Die Gerichte im ersten Rechtszug: Strafrichter, Schöffengericht, Große Strafkammer und Schwurgericht

Strafzaken worden in beginsel behandeld door het Amtsgericht, en wel door een Strafrichter (bij lichte misdrijven) of door een Schöffengericht (bij minder zware misdrijven). De Strafrichter spreekt alleen recht (Einzelrichter); het Schöffengericht daarentegen bestaat uit (minimaal) 1 beroepsrechter en 2 leken (Schöffen). Bij zwaardere misdrijven gaat de zaak naar het Landgericht (Große Strafkammer of Schwurgericht). Sommige zaken gaan direct naar een Senat bij het bevoegde Oberlandesgericht.

De alleen(recht)sprekende Strafrichter is bevoegd in eenvoudige strafzaken, waarin de vermoedelijke straf niet hoger zal zijn dan 2 jaar gevangenisstraf. Hij is wel bevoegd bij Vergehen (lichte misdrijven), maar niet bij Verbrechen (misdrijven). Een Verbrechen is trouwens een strafbaar feit, waarbij de minimum-strafbedreiging 1 jaar gevangenisstraf of hoger is.
Het voorgaande zal de rechter kort moeten toetsen, zodra de Staatsanwaltschaft het opsporingsonderzoek heeft afgesloten, en de zaak met een Antrag auf Eröffnung des Hauptverfahrens, waarover later meer, aan de rechter voorlegt.

Ziet de zaak op een Verbrechen, en Is de te verwachten straf hoger dan 2 jaar, dan is niet meer de Strafrichter bevoegd, maar het Schöffengericht (beim Amtsgericht). Dit Schöffengericht bestaat uit: (minimaal) één beroepsreohter (de Strafrichter) plus twee Schöffen (leken). Een uitbreiding van deze bezetting is mogelijk.

De zwaardere misdrijven, waaronder de georganiseerde criminaliteit, worden in beginsel aangebracht bij de Große Strafkammer (in beginsel 3, maar meestal 2, beroepsrechters) bij het Landgericht. Bij de misdrijven Mord, Totschlag en enkele (opzettelijke) 'erfolgsqualifizierte Tötungsdelikte' (zoals: schwere Körperverletzung, Körperverletzung mit Todesfolge, Brandstiftung mit Todesfolge, Freiheitsberaubung mit Todesfolge) heet de bevoegde kamer van het Landgericht: (Große Strafkammer als) ('Schwurgericht' (bestaande uit: 3 beroepsrechters en 2 leken (Schöffen)).
Schweigen ist Gold!

Bent U in Duitsland aangehouden, dan heeft U als verdachte minimaal de navolgende rechten:

  • U heeft een recht om te zwijgen. Maak hier dus goed gebruik van, en zeg niets met betrekking tot de zaak zelf, ook niet als U voorgehouden wordt dat het maar om een kleinigheidje gaat. Alles kan immers tegen U gebruikt worden; ook informele uitlatingen;
  • maak wel Uw (juiste) identiteit bekend als hierom gevraagd wordt;
  • maak gebruik van Uw recht op juridische bijstand; ook in Duitsland kennen ze een soort piketdienst;
  • U heeft altijd het recht op vrije advocaatkeuze. Uw advocaat (= (Straf)Verteidiger) moet U echter in principe wel altijd zelf betalen, tenzij door de rechter een Pflichtverteidiger wordt aangewezen. Maar maak ook dan Uw voorkeur voor een bepaalde Strafverteidiger gelijk kenbaar, want het wisselen van Pflichtverteidiger kan moeilijk zijn, en iedere Strafverteidiger kan als Pflichtverteidiger worden aangewezen.

In veel gevallen start de Duitse strafzaak voor de verdachte met een Vorladung, zijnde een 'uitnodiging' voor een verhoor door de politie, al dan niet reeds in opdracht van de Staatsanwaltschaft. In de Vorladungsbescheid is opgenomen waar en wanneer de verdachte verschijnen moet. Is in de Vorladung niet opgenomen dat het verhoor in opdracht van de Staatsanwalt(schaft) plaatsvindt, dan hoeft de verdachte in beginsel niet te verschijnen. In het andere geval, of wanneer de opdracht uitgaat van de Ermittlungsrichter, bestaat wèl een dergelijke verschijningsplicht (Erscheinenspflicht). Een verdachte heeft echter een zwijgrecht (Aussageverweigerungsrecht) waarop hij zich kan beroepen. Ook de getuige die zich op een verschoningsrecht (Zeugnisverweigerungsrecht) kan beroepen moet wel verschijnen, maar hoeft niet te verklaren.

Meer informatie over het Duitse strafrecht vindt U in de brochure ‘Gearresteerd in Duitslandvan het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Van opsporingsonderzoek tot beslissing: het verloop van de strafzaak in eerste instantie

I. Ermittlungsverfahren
Iedere strafzaak begint dus met een opsporingsonderzoek (Ermittlungsverfahren of Vorverfahren genoemd), dat geleid wordt door de Staatsanwaltschaft (Openbaar Ministerie). Normaliter begint het Ermittlungsverfahren met een Anfangsverdacht, en wel op grond van een Strafanzeige (aangifte) of Strafantrag (vervolgingsverzoek). Het Ermittlungsverfahren eindigt met de formele Vermerk van § 169a StPO.

In beginsel bestaat een plicht tot opsporing c.q. vervolging, waarbij de Staatsanwaltschaft tot strenge objectiviteit verplicht is. Komt de Staatsanwaltschaft aan het einde van het Ermittlungsverfahren tot de overtuiging (Entschließung), dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de verdachte veroordeeld, dan wordt de zaak geseponeerd (eingestellt). In het andere geval komt het tot een öffentliche Klage. Door de öffentliche Klage wordt de zaak aan de rechter overgedragen.

Het is dus niet de taak van de Staatsanwaltschaft om te beslissen dat de verdachte daadwerkelijk een strafbaar feit gepleegd heeft; dat is de taak van de rechter. De Staatsanwaltschaft hoeft slechts 'zu ermitteln', en aan het eind, als er niets meer 'zu ermitteln' is, de kans te beoordelen of de gedaagde voor het tenlastegelegde veroordeeld zal worden of niet. Een kans van 51% is daarbij voldoende om een zaak aan te brengen c.q. een Strafbefehl aan te vragen; de resterende 49% moet dan maar aan de rechter worden overgelaten. Dit impliceert echter ook, dat een Einstellung moet volgen als de kans op veroordeling lager dan 49% wordt ingeschat (bewijssepot ex § 170 II StPO). Maar ook als de kans op veroordeling toch op 51% wordt ingeschat, kan de zaak nog altijd met een Einstellung (ex §§ 154 ff. StPO) worden afgedaan (opportuniteitssepot).
Reeds in het Ermittlungsverfahren doet U er goed aan zich te voorzien van juridische bijstand. De Strafverteidiger heeft namelijk vanaf het begin recht op inzage in de stukken, en hierdoor kan hij in een vroeg stadium tussenkomen en invloed uitoefenen op het opsporingsonderzoek. Zo kan hij bijvoorbeeld ook zelf al aansturen op het veiligstellen van bewijzen, en hij kan zelf een onderzoek instellen.
Nog belangrijker is echter, dat Uw Verteidiger de Einstellung des Strafverfahrens zal proberen te bereiken. Mocht een Einstellung daadwerkelijk bereikt worden, zal het niet tot een veroordelend vonnis komen, en wordt een strafblad vermeden. Daarnaast komt het dan niet tot een uitspraak over schuld of onschuld, hetgeen weer van belang kan zijn voor een eventuelle civiele (schadevergoedings)procedure.
II. Zwischenverfahren
Het Zwischenverfahren start met de ontvangst van de Anklageschrift/Anklagesatz (met alle stukken) door de bevoegde strafrechter. De rechter beoordeelt dus zelf aan de hand van de Anklageschrift en de stukken of het gerechtvaardigd is dat de zaak überhaupt op een Hauptverhandlung komt; dus of het plausibel is, dat het bij Eröffnung des Strafverfahrens tot een veroordeling zal (kunnen) komen. Komt de rechter daarbij tot de (voorlopige) conclusie, dat dit niet het geval of hij niet bevoegd, dan zal hij de Antrag auf Eröffnung des Hauptverfahrens zijdens de Staatsanwaltschaft (voorlopig) geheel of ten dele afwijzen. Acht hij zich niet bevoegd, dan verwijst hij de zaak naar een hogere of lagere rechter, bijvoorbeeld van Strafrichter (Amtsgericht) naar Landgericht, of van Landgericht naar Schöffengericht of naar de Strafrichter.

De verdachte kan in dit stadium zijn zienswijze kenbaar maken en eventueel Antrag auf Nicht-Eröffnung, een Einstellungsantrag of Beweisanträge stellen. Het is aan de Verteidiger om tezamen met zijn cliënt te bezien of en zo ja, welke Anträge in dit stadium mogelijk en opportuun zijn. Iedere Antrag moet natuurlijk onderbouwd zijn, en soms is het raadzaam om niet gelijk de verdedigingsstrategie bekend te maken. Aan de andere kant: als een strafzaak al in dit stadium een voortijdig einde vindt, dan is dat voor de cliënt/verdachte alleen maar van voordeel en te prefereren boven een mondelinge behandeling ter terechtzitting.

Aansluitend volgt echter in bijna alle gevallen de Eröffnungsbeschluss, en gaat de zaak naar de Hauptverhandlung, althans indien de rechter het in dit stadium waarschijnlijk acht dat de verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd. In het andere geval wordt de Eröffnung afgewezen.
In het Zwischenverfahren dus nog vóór de mondelinge behandeling van de Hauptverhandlung, is dus ook een belangrijke taak voor de Strafverteidiger weggelegd. Zoals gezegd bestaat namelijk de mogelijkheid om bezwaar tegen de opening van de Hauptverhandlung te maken.
Ook is het mogelijk om de zaak met de Staatsanwaltschaft te bespreken, en een deal te sluiten; een deal, waarin trouwens ook de rechter betrokken wordt.

Veel Strafverteidiger zullen in het Zwischenverfahren niet echt actief worden. Mijns inziens is dit een gemiste kans: de rechter die over de Zulassung zur Hauptsache beslist is in principe dezelfde rechter die de zaak ook in de mondelinge Hauptverhandlung behandelt. Alleen al uit het feit dat hij de zaak naar de behandeling ter terechtzitting heeft verwezen, kan toch al worden afgeleid, dat de rechter, mèt de Staatsanwaltschaft, op basis van de inhoud van de Strafakte tot de voorlopige conclusie is gekomen, dat de verdachte het feit daadwerkelijk gepleegd kan hebben (hinreichender Tatverdacht), en dus strafbaar zou kunnen zijn. Dat laatste te beoordelen is overigens uitsluitend aan de rechter.
Het is de taak van de Strafverteidiger om, op grond van goede argumenten, die voorlopige conclusie onderuit te halen. Het is zaak om de zaak helemaal niet op zitting te laten komen, maar om in het voorveld correct en zakelijk zijn argumenten aan te voeren. In de weinige uren van de mondelinge behandeling zal dat bijna nooit lukken.

Het moet dan ook voor iedere verdachte duidelijk zijn: alleen al het feit dat 'zijn' zaak door de rechter wordt toegelaten tot de mondelinge Hauptverhandlung is een veeg teken aan de wand. Duitsland kent alleen de veroordeling of de vrijspraak. En tot een vrijspraak komt het slechts in 3-4% van alle strafzaken. In de overige gevallen wordt het bij pleidooi dus uiteindelijk slechts een strafmaatverweer. En de veroordeling ligt gemiddeld slechts 'eine (1) Prägnanzstufe unter den Antrag der Staatsanwaltschaft'; met andere woorden: vordert de Staatsanwaltschaft 5,5 jaar Freiheitsstrafe, dan zal het vonnis gewoonlijk zo'n 4,5-5 jaar bedragen.
§ 261 StPO
Über das Ergebnis der Beweisaufnahme entscheidet das Gericht nach seiner freien, aus dem Inbegriff der Verhandlung geschöpften Überzeugung.
§ 261 StPO Grundsatz der freien Beweiswürdigung
III. Hauptverhandlung
Tijdens de mondelinge behandeling moet duidelijk worden of de verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan en deswege strafbaar is. Het verloop van de behandeling is wettelijk geregeld.
Na het uitroepen van de zaak wordt eerst vastgesteld wie aanwezig is, en wordt de Anklagesatz (= telastelegging uit de Anklageschrift, niet de feitelijke toedracht) voorgelezen. Aansluitend kan de verdachte (middels de Verteidigererklärung) zijn standpunt/doel kenbaar maken, waarna de rechter tot de Beweisaufnahme overgaat. Uiteindelijk volgen de Schlussanträge (Plädoyers) van Staatsanwaltschaft en Verteidigung. De verdachte heeft het laatste woord. De rechter trekt zich vervolgens terug om te beraadslagen en de tenor van het vonnis te formuleren. Nadien volgt ‘Im Namen des Volkes’ het mondelinge vonnis: tenor, met korte motivering. Dit wordt pas later schriftelijk onderbouwd. Reden: werklast van de rechterlijke macht. De rechter zal het vonnis pas uitvoerig schriftelijk motiveren als onverhoopt hoger beroep wordt ingesteld; in het andere geval volstaat hij met een rudimentaire motivering. De tenor moet echter altijd gelijk zijn aan die van de mondelinge uitspraak.
Dat de taak van de Verteidiger tijdens de mondelinge Hauptverhandlung een belangrijke is moge duidelijk zijn. Tijdens de Hauptverhandlung worden de getuigen gehoord, evenals de deskundigen. De verdachte en zijn Verteidiger kunnen ook zelf vragen aan de getuigen en deskundigen stellen.
Contact met politie en justitie
Als U als verdachte wordt aangemerkt, dan bent U in beginsel niet verplicht om tegenover de Polizei een verklaring af te leggen. U bent ook niet verplicht om naar het politie te gaan als U wordt opgeroepen. Meestal hoeft U ook niet bevreesd te zijn dat U wordt aangehouden als U niet verschijnt. Zou de verdenking namelijk groot zijn, dan zou U in de meeste gevallen al eerder zijn opgepakt.
U bent wel verplicht om te verschijnen als U wordt opgeroepen door de Ermittlungsrichter. De Ermittlungsrichter is een rechter van het Amtsgericht dat relatief bevoegd is (ook als de absolute bevoegdheid toekomt aan het Landgericht). Hij heeft een controlerende taak ten aanzien van de opsporingshandelingen van andere organen.
De kosten
Houdt U er echter wel rekening mee dat een verdachte in Duitsland in beginsel de kosten van zijn verdediging zelf dient te dragen. En U dient erop bedacht te zijn dat U geen beroep kunt doen op het Nederlandse systeem van gefinancierde rechtsbijstand (‘toevoeging’). Meer informatie vindt U hier.

Belangrijke vraagstukken uit het Duitse Strafprozessrecht

Heeft U nog vragen? Laat het ons weten via het contact-formulier.