Rechtsanwalts-vergütungsgesetz (RVG)

RVG: de wettelijke regeling inzake het minimum-honorarium van de Duitse advocaat

Het Duitse rechtssysteem kent een wettelijke regeling waarin de minimumvergoeding van Rechtsanwälte (Duitse advocaten) geregeld is: het Gesetz über die Vergütung von Rechtsanwältinnen und Rechtsanwälte (Rechtsanwaltsvergütungsgesetz - RVG). Deze wet is in 2004 ingevoerd en vervangt de Bundesrechtsanwaltsgebührenordnung (BRAGO). In het RVG is het uitgangspunt voor de beloning van advocaten niet zo zeer de tijdsbesteding x een uurtarief, doch het aantal en de (soort) werkzaamheden die de Rechtsanwalt bij een zaak met een bepaald financieel belang (de Gegenstandswert) moet verrichten.

Zo zal een Rechtsanwalt voor dezelfde werkzaamheden bij een soortgelijke zaak met een laag financieel belang een lager honorarium in rekening mogen (en moeten) brengen, dan voor zo'n zelfde zaak met een hoger financieel belang. Het is dus mogelijk dat U in de ene zaak voor een enkel sommatieschrijven al gelijk enkele duizenden Euro's moet neertellen, terwijl U voor datzelfde schrijven in een andere zaak - maar dan met een financieel belang van bijvoorbeeld Euro 500 - slechts enkele tientjes moet betalen. Dat is dus al eens heel anders dan in Nederland, waar U in beide gevallen nagenoeg hetzelfde zoudt moeten betalen. Afhankelijk van de tijdsbesteding kan het Nederlandse systeem dus meer of minder aantrekkelijk zijn.
Maar in principe zal dat de rechtzoekende in Duitsland veel minder interesseren dan die in Nederland. Immers, het RVG wordt ook toegepast door de rechterlijke macht en wel bij de bepaling van de proceskostenveroordeling. Hij, die in een Duitse procedure voor 100% in het gelijk wordt gesteld, verkrijgt daarmee ook het recht op vergoeding van 100% van de door hem betaalde Anwaltsgebühren, althans tot de hoogte hiervan conform het RVG.

Hierboven is al gezegd dat in het RVG de minimumvergoeding geregeld is. Hiervan mag door partijen bij schriftelijke afspraak naar boven worden afgeweken. Ook in Duitsland is het mogelijk een honorarium naar tijdsbesteding overeen te komen. Het honorarium zal evenwel altijd minimaal de vergoeding conform RVG moeten bedragen; naar boven toe zijn er in principe geen grenzen. In een procedure zal overigens nooit meer dan de vergoeding conform RVG als proceskostenveroordeling toegewezen kunnen worden. Vandaar dat slechts een minderheid van de cliënten bereid is om op een andere basis dan het RVG af te rekenen.
Rechtsanwaltsvergütungsgesetz
(excerpt)

§ 1 Geltungsbereich
(1) Die Vergütung (Gebühren und Auslagen) für anwaltliche Tätigkeiten der Rechtsanwältinnen und Rechtsanwälte bemisst sich nach diesem Gesetz. Dies gilt auch für eine Tätigkeit als Prozesspfleger nach den §§ 57 und 58 der Zivilprozessordnung. Andere Mitglieder einer Rechtsanwaltskammer, Partnerschaftsgesellschaften und sonstige Gesellschaften stehen einem Rechtsanwalt im Sinne dieses Gesetzes gleich.
(2) Dieses Gesetz gilt nicht für eine Tätigkeit als ...

§ 2 Höhe der Vergütung
(1) Die Gebühren werden, soweit dieses Gesetz nichts anderes bestimmt, nach dem Wert berechnet, den der Gegenstand der anwaltlichen Tätigkeit hat (Gegenstandswert).
(2) Die Höhe der Vergütung bestimmt sich nach dem Vergütungsverzeichnis der Anlage 1 zu diesem Gesetz. Gebühren werden auf den nächstliegenden Cent auf- oder abgerundet; 0,5 Cent werden aufgerundet.

Welke kosten komen in een Duitse procedure op partijen af?

In een civiele procedure komen altijd Gerichts- und Anwaltsgebühren (dus griffierecht en advocaatkosten) op de partijen af. In beginsel bepaalt enkel de hoogte van de op geld waardeerbare vordering (de zogenaamde Streitwert of Gegenstandswert) de hoogte van de te betalen kosten. Zo betaalt U vanaf 01.08.2013 voor een vordering tot bijvoorbeeld Euro 500 aan Anwaltsgebühr slechts Euro 45 (excl. Duitse BTW) en aan Gerichtskosten Euro 35. Bij een Streitwert van Euro 5.000 zijn diezelfde kosten Euro 303 respectievelijk Euro 146.

Maar let wel, het betreft hier een zogenaamde 'Grundgebühr' (een bodembedrag, dat nog met de noodzakelijke verrichtingen vermenigvuldigd dient te worden). Is bijvoorbeeld een procedure noodzakelijk, dan wordt de Anwalts(grund)gebühr eerst vermenigvuldigd met factor 1,3. De hieruit resulterende Verfahrensgebühr dekt de kosten van de studie, de beoordeling van de wederzijdse rechten en plichten, en het eerste advies inzake de haalbaarheid. Wordt de zaak vervolgens aangebracht, dan wordt als extra de Terminsgebühr (= Grundgebühr x factor 1,2) verschuldigd. Eindigt de zaak niet met een Urteil, maar door een regeling, dan zal de Anwalt bovendien ook aanspraak maken op een Vergleichs- c.q. Einigungsgebühr (= Grundgebühr x 1,0).
Ook de Grundgebühr van de Gerichtskosten is afhankelijk van de omvang van de werkzaamheden van het gerecht. Normaliter bedragen de totale Gerichtskosten - dus in geval van een procedure op tegenspraak tot en met het eindvonnis in één instantie - 3,0 x de Gerichts(grund)gebühr. Eindigt de zaak met een minnelijke regeling (= Vergleich), dan zijn alsnog niet de volle 3,0 Gerichtsgebühr verschuldigd, doch slechts 1,0 Gerichtsgebühr. Met andere woorden: bij aanvang van de procedure worden 3,0 Gerichtsgebühr door de eisende partij verschuldigd, en na het einde van de procedure door een minnelijke regeling, vastgelegd in een gerechtelijke Beschluss, verminderd dat verschuldigde griffierecht tot slechts 1,0 Gerichtsgebühr. De eisende partij krijgt dus een deel van het griffierecht van de Staat terug.

Hoe anders is het toch in Nederland, waar het griffierecht altijd verschuldigd is en voor de volle 100% verschuldigd blijft; ook bij een regeling of als de gedaagde op de dag van het aanbrengen van de zaak failleert.

Echter, er zijn ook vele uitzonderingen op deze hoofdregels. Bijvoorbeeld in het arbeidsrecht, waarin het inkomen de hoogte van de kosten bepaald. En waarin in eerste instantie iedere partij haar eigen kosten dient te dragen; er zal dus geen proceskostenveroordeling volgen.

Soortgelijke 'problemen' doen zich voor bij echtscheidingen en huurkwesties. En bij niet-vermogensrechtelijke vorderingen wordt de uiteindelijke hoogte van de Gegenstandswert door de rechter bepaald, bijvoorbeeld bij Unterlassungsklagen (vorderingen tot een niet-doen) of de vrij populaire Abmahnungen bij wederrechtelijke downloads van internet.

En dan het strafrecht: daarin moet de verdachte altijd de kosten van zijn verdediging zelf betalen, tenzij het een misdrijf betreft en een langere vrijheidsstraf dreigt. In dat geval kan een Pflichtverteidiger worden aangesteld, wiens kosten door de Duitse Staat worden gedragen. En daarbij doet het er dan niet toe of de verdachte straatarm is of superrijk.
Prozessrisiko
Eindigt een gerechtelijke procedure niet in een minnelijke regeling (Vergleich/Einigung) maar in een rechterlijke beslissing, dan draagt één partij het procesrisico. De hoogte hiervan kan dus worden bepaald door de optelsom van: Gerichtskosten + Kosten des eigenen Anwalts + Kosten des gegnerischen Anwalts. De som van deze drie kostenposten vormt dus het Prozessrisiko. Immers, normaliter wordt de partij die in het ongelijk is gesteld ook veroordeeld in de kosten volgens RVG en GKG. Overigens kan de rechter ook een procentuele verdeling uitspreken; in dat geval worden ook de kosten verdeeld (het zogenaamde ‘quoteln’). Middels de Kostfestsetzungsantrag wordt een uitspraak over de proceskosten aan de rechter gevraagd. Een en ander wordt vervolgens bepaald bij Kostenfestsetzungsbeschluss, welke ook weer een voor tenuitvoerlegging vatbare titel vormt.
Wij kunnen U vooraf zeggen wat een Duitse gerechtelijke procedure (Mahnverfahren of Klageverfahren) U kost. En wat Uw financiële procesrisico is.

Neem gerust vrijblijvend contact op.
Of bereken het eerst zelf met de DAV Prozesskostenrechner; de rekentool van de Deutscher Anwalt Verein (DAV)