IER
Naburige Rechten

Naburige Rechten

Kenmerk: de Wet op de Naburige Rechten (WNR 1993) regelt de bescherming van de prestaties van uitvoerende kunstenaars, filmproducenten, omroeporganisaties en fonogrammenproducenten. Het hoofddoel van de naburige rechten is om het creatieven en hun producenten/werkgevers mogelijk te maken om financieel te profiteren van de exploitatie van hun prestaties. Is het auteursrecht dus het uitsluitende recht van de maker, het naburige recht ziet op de bescherming van het exploitatierecht van de uitvoerder ervan. Vuistregel voor het bepalen van de beschermingsduur van de naburige rechten is 50 jaar, ingaande op de 1e januari van het jaar volgende op dat waarin de 'relevante gebeurtenis' plaatsvond.
De uitvoerende kunstenaar heeft ingevolge art. 2 WNR het recht om bepaalde handelingen met betrekking tot zijn uitvoering en de opname daarvan toe te staan of te verbieden. Voor de fonogrammenproducent is dat geregeld in art. 6 WNR. Ook de naburige rechten zijn als verbodsrechten geredigeerd. Echter, tegen een billijke vergoeding is het toegestaan om zonder toestemming zogenaamde 'voor commerciële doeleinden' uitgebrachte fonogrammen etc. uit te zenden of anderszins openbaar te maken. Een en ander is betaalbaar aan de SENA (Stichting ter Exploitatie van NAburige rechten). De SENA verdeelt de gelden vervolgens tussen de uitvoerenden en de producenten.
Meer specifiek ...
Middels de Auteurswet 1912 worden de exploitatie- en persoonlijkheidsrechten van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst beschermd. Aanvang vorige eeuw was het nog nagenoeg onmogelijk om de uitvoerende prestatie, zoals dans, zang, voordracht en spel, vast te leggen en te exploiteren. Er bestond dus nog geen echte noodzaak om de belangen van de uitvoerenden te beschermen. Dat werd anders door de ontwikkeling van de techniek. Vanaf 1932 werd openlijk nagedacht over de bescherming van de rechten van deze 'naburen'. Het eerst voor de uitvoerende kunstenaar. Pas in 1961 - met het algemene naburige rechten-verdrag, de Conventie van Rome 1961 (Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties) - hebben de uitvoerende kunstenaars dat felbegeerde naburige recht toch gekregen, en met hen de lobbyende fonogrammenproducenten, alsook de omroeporganisaties, die immers de belangrijkste betalingsplichtigen zouden worden.

De Conventie van Rome 1961, en de afzonderlijke Conventie van Genève 1971 (Overeenkomst ter bescherming van producenten van fonogrammen tegen het ongeoorloofd kopiëren van hun fonogrammen), zijn pas op 01.07.1993 voor Nederland in werking getreden, tezamen met de Wet op de Naburige Rechten (WNR). Op 29.12.1995 is de WNR aangepast aan Richtlijn 92/100/EEG betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom. Op basis van die Richtlijn is ook aan filmproducenten een naburig recht toegekomen.

Tot die tijd zijn de naburige rechten in de rechtspraak erkend via de onrechtmatige daad-bescherming.

'Hot items' zijn vandaag de dag:
• het kopiëren voor eigen gebruik (thuiskopie-regeling);
• en het citaatrecht
Meer informatie nodig? Stuur een bericht.