De
EET-Verordening (EG-Richtlijn nr. 805/2004) is in werking getreden op 21 mei 2005 en is van toepassing tussen alle Lidstaten van de Europese Unie, met uitzondering van Denemarken. De EET-Verordening schaft, onder bepaalde voorwaarden, alle intermediaire maatregelen af in de Lidstaten waarin de uitvoering wordt gevraagd van beslissingen verleend in een andere Lidstaat. De afschaffing van deze intermediaire maatregelen - de zogenaamde exequaturprocedure - komen evenwel slechts te vervallen, wanneer het vaststaat dat er geen geschil bestaat over de aard en de omvang van een schuld (onbetwiste schuldvorderingen derhalve), en is dus met name van belang bij de betekening van documenten bij verstekvonnissen.
Door de afschaffing van het exequatur kunnen schuldeisers snel en efficiënt uitvoering bekomen, zonder zich te moeten richten tot de rechter in de Lidstaat waarin de uitvoering wordt gevraagd via tijdrovende en dure formaliteiten zoals in de EEX-Verordening.
De EET-Verordening voorziet derhalve in een Europese titel, die direct in iedere Lidstaat, met uitzondering van Denemarken, ten uitvoer worden gelegd.
De
EEX-Verordening kent géén directe titel, maar ziet op de bevoegdheid om in het land waar de buitenlandse titel ten uitvoer gelegd zou moeten worden het exequatur aan de bevoegde rechter te verzoeken. Deze exequaturprocedure wordt opgestart bij de volgens de Verordening bevoegde rechter en heeft tot doel het verkrijgen van het exequatur, en daarmee:
- erkenning van de buitenlandse titel;
- en het verlof tot tenuitvoerlegging hiervan op het grondgebied van de aangezochte Lidstaat.