Strafprozessrecht
Ablauf des Ermittlungsverfahrens
Een Pflichtverteidiger is geen gekozen raadsman (Wahlverteidiger), maar een Strafverteidiger, die door de rechter in een geval van "notwendige Verteidigung" in de zin van § 140 StPO aan de verdachte wordt toegewezen. De verdachte kan daarbij zijn voorkeur voor een bepaalde Verteidiger kenbaar maken.
De Pflichtverteidiger kan rechtstreeks bij de Duitse Staat declareren. Mocht de verdachte onverhoopt veroordeeld worden, dan zal deze de voorgeschoten kosten alsnog op de veroordeelde verdachte verhalen; behoudens wanneer het jeugdstrafrecht is toegepast. De Pflichtverteidiger mag trouwens ook bijkomende financiële afspraken met de verdachte maken.

Das Ermittlungsverfahren - het opsporingsonderzoek

Anfangsverdacht, Vernehmung, Festnahme und Haftbefehl
Het feitelijke opsporingswerk (Ermittlungen) in Duitsland wordt verricht door de politie (Polizei). Deze doet dat uiteraard niet "zomaar"; er moet een Anfangsverdacht (vermoeden van een strafbaar feit) in de zin van § 152 StPO zijn. Het doel van de Ermittlungen is achterhalen van de ware toedracht van het beweerdelijke strafbare feit. Daartoe dient de bewijsvergaring (Beweiserhebung). De Polizei is in dat kader bevoegd om een mogelijke verdachte c.q. getuige (tatverdächtiger Zeuge) te horen (informatorische (Vor)Befragung), en desnodig aan te houden en aan een verhoor (Vernehmung) te onderwerpen. In het merendeel van de gevallen vindt de Vernehmung op het politiebureau plaats. Daarin bevindt zich ook een cellenblok (Gewahrsamszelle) voor de Polizeigewahrsam.

Buitenlandse verdachten, die de Duitse taal niet machtig zijn, hebben recht op een verhoor in een taal die zij wel begrijpen, en dus ook recht op een tolk. Ook heeft een verdachte recht op de aanwezigheid van een advocaat van zijn keuze. Tijdens het verhoor heeft deze echter slechts beperkte rechten. Daarnaast kan de buitenlandse verdachte zìjn ambassade en naaste familie doen informeren.

Duurt de Polizeigewahrsam vermoedelijk langer dan 24 uur, dan dient de verdachte vóór afloop van de daaropvolgende dag aan een rechter (Ermittlungsrichter) te worden voorgeleid (erste richterliche Pflichtanhörung). Er bestaat immers blijkbaar bij de Polizei en de Staatsanwaltschaft de wil om de betrokkene als verdacht van een strafbaar feit verder te vervolgen. De status van de betrokkene wijzigt hierdoor vanTatverdächtiger in Beschuldigter.
Een Beschuldigter heeft meer processuele rechten dan een Tatverdächtiger. Zo moet hij op zijn zwijgrecht, en op het recht zichzelf niet te hoeven belasten, geattendeerd worden, en heeft hij recht op bijstand door een advocaat (Anwalt/(Straf)Verteidiger). Bij verdenking van een misdrijf (een strafbaar feit waarop een gevangenisstraf van minimaal 1 jaar staat) heeft de verdachte/Beschuldigter bovendien recht op de bijstand door een zogenaamde Pflichtverteidiger.

De Ermittlungsrichter beslist derhalve binnen de eerste 48 uur of de verdachte in het kader van het opsporingsonderzoek langer van zijn vrijheid mag blijven "beroofd". Dit kan hij tot 3x doen (Langzeitgewahrsam). De maximale duur van de Polizeigewahrsam bedraagt derhalve 4 dagen (§ 42 Bundespolizeigesetz). Een en ander kan overigens in details per Bundesland verschillen.
De Ermittlungsrichter is ook de bevoegde rechter, die beslist over de meeste andere door de Staatsanwaltschaft gevorderde onderzoeksmaatregelen tegen de verdachte, zoals (huis)doorzoekingen, afluisteren/tappen, fysiek onderzoek aan/in het lichaam. etc.. Hij heeft daarmee tot taak de (grond)rechten van de verdachte te waarborgen, en niet (meer) zoals vóór 1977, een gerechtelijk vooronderzoek te leiden. Vóór de afschaffing van het gerechtelijk vooronderzoek in 1977 heette hij trouwens "Untersuchungsrichter".

Binnen voormelde 4 dagen dient de Staatsanwaltschaft dus te beslissen of een Haftbefehl (arrestatiebevel) bij de bevoegde rechter gevorderd wordt. In dat geval wordt de verdachte weer voorgeleid aan de Ermittlungsrichter als Haftrichter. De verdachte zal alsdan worden bijgestaan door zijn eigen Wahlverteidiger of door een vooraf door de Haftrichter aan te wijzen Pflichtverteidiger. Aanwezig bij deze voorgeleiding zijn dan ook de Staatsanwaltschaft, en meestal de politieambtenaar die het opsporingsonderzoek onder verantwoordelijkheid van de Staatsanwaltschaft leidt. En, indien noodzakelijk, een tolk voor de verdachte.

De verdachte kan tijdens de voorgeleiding een verklaring afleggen, maar doet dat (uiteraard) meestal niet. In tegenstelling tot de verklaring ten overstaan van de Polizei, is die ten overstaan van de Haftrichter namelijk wèl een wettig bewijsmiddel.

De Haftrichter onderzoekt vervolgens of aan de wettelijke voorwaarden voor de Untersuchungshaft (ook wel U-Haft genoemd) is voldaan, en zal in het voorkomende geval tot een Haftbefehl beslissen. De Vollstreckung van de Haftbefehl vindt plaats door de Verhaftung (arrestatie) van de verdachte (Beschuldigter), en aansluitende overdracht aan en overplaatsing naar een Justizvollzugsanstalt (JVA), dus een gevangenis.

Normaliter wordt de eerste Untersuchungshaft opgelegd voor de duur van maximaal 4 weken. Vóór ommekomst daarvan moet worden gecontroleerd of nog steeds aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan en of de U-Haft dus nog noodzakelijk is en in verhouding staat tot de eventueel op te leggen straf (Verhältnismäßigkeitsprüfung). De maximale duur van de U-Haft is overigens niet wettelijk geregeld. Door het zogenaamde Beschleunigungsgebot moet de strafzaak zo snel mogelijk op zitting worden gebracht; het liefst binnen 6 maanden na de uitvaardiging van de Haftbefehl. Dreigt de U-Haft echter de 6 maanden te overschrijden, dan dient de beoordeling over de noodzaak van voortzetting van de U-Haft te worden voorgelegd aan de Gerichtshof.

Komt de Staatsanwaltschaft uiteindelijk tot de slotsom (de zogenaamde 'Entschließung'), dat sprake is van een 'hinreichender Tatverdacht', dan kan zij 'Anklage erheben' (dagvaarden) of de zaak door het bevoegde Amtsgericht laten afdoen middels een Strafbefehl.
Luidt de slotsom, dat geen sprake is van een hinreichender Tatverdacht, dan zal de zaak door de Staatsanwaltschaft middels Einstellungsverfügung gemäß § 170 StPO (bewijssepot) of §§ 153,153a StPO (opportuniteitsbeginsel) worden geseponeerd (Einstellung).
Komt het niet tot een Strafbefehl, maar wil de Staatsanwaltschaft de verdachte op zitting zien, en alsdan na een inhoudelijke behandeling de strafeis kenbaar maken, stuurt zij de Anklage(schrift) naar de bevoegde rechter, met het verzoek de zaak tot de mondelinge behandeling (Hauptverfahren) toe te laten en een datum hiervoor te bepalen. Deze fase heet Zwischenverfahren.

Het Zwischenverfahren start derhalve met de ontvangst van de Anklageschrift/Anklagesatz (met alle stukken) door de bevoegde strafrechter. De rechter beoordeelt dus zelf aan de hand van de Anklageschrift en de stukken of het gerechtvaardigd is dat de zaak überhaupt op een Hauptverhandlung komt; dus of het plausibel is, dat het bij Eröffnung des Strafverfahrens tot een veroordeling zal (kunnen) komen. Komt de rechter daarbij tot de (voorlopige) conclusie, dat dit niet het geval of hij niet bevoegd, dan zal hij de Antrag auf Eröffnung des Hauptverfahrens zijdens de Staatsanwaltschaft (voorlopig) geheel of ten dele afwijzen. Acht hij zich niet bevoegd, dan verwijst hij de zaak naar een hogere of lagere rechter, bijvoorbeeld van Strafrichter (Amtsgericht) naar Landgericht, of van Landgericht naar Schöffengericht of naar de Strafrichter.

De verdachte kan in dit stadium zijn zienswijze kenbaar maken en eventueel Antrag auf Nicht-Eröffnung, een Einstellungsantrag of Beweisanträge stellen. Het is aan de Verteidiger om tezamen met zijn cliënt te bezien of en zo ja, welke Anträge in dit stadium mogelijk en opportuun zijn. Iedere Antrag moet natuurlijk onderbouwd zijn, en soms is het raadzaam om niet gelijk de verdedigingsstrategie bekend te maken. Aan de andere kant: als een strafzaak al in dit stadium een voortijdig einde vindt, dan is dat voor de cliënt/verdachte alleen maar van voordeel en te prefereren boven een mondelinge behandeling ter terechtzitting.

Aansluitend volgt echter in bijna alle gevallen de Eröffnungsbeschluss, en gaat de zaak naar de Hauptverhandlung, althans indien de rechter het in dit stadium waarschijnlijk acht dat de verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd. In het andere geval wordt de Eröffnung afgewezen.
Stuur ons een bericht en wij nemen op korte termijn contact met U op.