Strafprozessrecht
Einstellung des Strafverfahrens

Die Einstellung des Strafverfahrens: het sepot

Ook naar Duits recht kan een strafzaak vóór de einduitspraak tot een voortijdig einde komen: die Einstellung des Strafverfahrens (het sepot). Dat kan 'uiteraard' tijdens het zogenaamde Ermittlungsverfahren (opsporingsonderzoek door de Staatsanwaltschaft), maar ook nog nadat het Hauptverfahren (bij de strafrechter) gestart is.
Het belangrijkste voordeel voor de verdachte: een Einstellung (sepot) leidt niet tot een veroordeling, en de verdachte krijgt hierdoor dus ook geen strafblad. Naar Duits recht geldt dan nog steeds de 'Unschuldsvermutung': bij een Einstellung is de schuld van de verdachte niet positief, maar ook niet negatief, vastgesteld. Dit is van groot belang voor een eventuele civiele schadevergoedingsvordering. En wat ook belangrijk is: de Staatsanwaltschaft is niet verplicht de werkgever van de lopende strafzaak op de hoogte te stellen, hetgeen na Eröffnung der Hauptverhandlung helaas wel het geval is (Nr. 15 MiStra). Dit is ook van belang bij verkeersdelicten, omdat het informeren van bijvoorbeeld de Fahrerlaubnisbehörde niet zelden tot een Entziehung der Fahrerlaubnis wegen Eignungszweifel leiden kan.

Waar is de Einstellung geregeld?

Tijdens het Ermittlungsverfahren (opsporingsonderzoek):
  • § 170 Abs. 2 StPO: Einstellung des Verfahrens mangels hinreichenden Tatverdachts

  • § 153 StPO: Einstellung des Verfahrens wegen Geringfügigkeit
  • § 153a StPO: Einstellung des Verfahrens nach Erfüllung von Auflagen und Weisungen
  • § 154 StPO: Einstellung des Verfahrens bei Mehrfachtätern
  • § 154a StPO: Einstellung des Verfahrens zur Beschränkung der Strafverfolgung
Het 'ultieme doel' voor de Strafverteidigung is dus niet zo zeer de vrijspraak, maar de Einstellung, en dan vooral de Einstellung van § 170 Abs. 2 StPO. Bij de vrijspraak wordt weliswaar vastgesteld, dat niet bewezen kan worden dat de verdachte het ten laste gelegde feit gepleegd heeft; de verdachte heeft echter wel de negatieve gevolgen van een mondelinge behandeling ter terechtzitting moeten ervaren.
Bij de Einstellung van § 170 Abs. 2 StPO blijft hem een dergelijke terechtzitting bespaard, en het resultaat is in feite hetzelfde: de Staatsanwaltschaft is zelf, al dan niet met hulp van de Verteidigung, al tot de conclusie gekomen, dat een veroordeling in de Hauptverhandlung er nagenoeg zeker (kans is kleiner dan 49%) niet in zit. Het is dus geen sepot uit opportuniteitsoverwegingen (beleidssepot), maar op basis van bewijzen (technisch sepot).
§ 170 Abs. 2 StPO: Einstellung des Verfahrens mangels hinreichende Tatverdachts
Bij de Einstellung des Verfahrens mangels hinreichenden Tatverdachts (§ 170 Abs. 2 StPO) is de Staatsanwaltschaft bij de Entschließung tot de conclusie gekomen, dat de strafrechter in de hoofdzaak naar alle waarschijnlijkheid (kans: < 50%) niet tot een veroordeling zal komen, dus dat een vrijspraak zal volgen. In dat geval is de behandelend Staatsanwalt 'verplicht' het Ermittlungsverfahren einzustellen.

Het is taak van de Verteidigung om de Staatsanwaltschaft op de 'beren op de weg' te attenderen, en een Einstellung te verzoeken.

Het is dan ook van het allergrootste belang, dat een verdachte zich tijdig tot een Strafverteidiger wendt. Zodra namelijk een Strafbefehl is uitgevaardigd, of de Anklage is betekend, is de Einstellung gem. § 170 Abs. 2 StPO niet meer mogelijk.
Het slachtoffer (Verletzter/Geschädigter) wordt over de Einstellung gem. § 170 Abs. 2 StPO geïnformeerd. Desgewenst kan deze binnen 2 weken na ontvangst daarvan een Einstellungsbeschwerde bij de bevoegde Generalstaatsanwaltschaft of bij de Staatsanwaltschaft die de beslissing genomen heeft, indienen, desnodig gevolgd door een Klageerzwingungsverfahren bij het bevoegde Oberlandesgericht (OLG).
Waar voor de Beschwerde geen formaliteiten in acht genomen hoeven te worden, is dat bij het Klageerzwingungsverfahren wel degelijk het geval. Met name bestaat Anwaltszwang (verplichte bijstand door een Rechtsanwalt). Een slachtoffer dat het niet eens is met de Einstellung gem. § 170 Abs. 2 StPO doet er goed aan zich gelijk tot een Anwalt te wenden, en het niet eerst zelf te proberen.

De kans op een succesvolle Beschwerde en/of Klageerzwingung is overigens iechter gering.
Naast het technisch sepot van § 170 Abs. 2 StPO kent het Duitse Strafprozessrecht de beleidssepots uit opportuniteitsoverwegingen:
§ 153 StPO: Einstellung des Verfahrens wegen Geringfügigkeit
De Staatsanwaltschaft kan ingevolge het bepaalde in § 153 Abs. 1 StPO van verdere vervolging afzien, wanneer sprake is van een Vergehen (nooit bij een Verbrechen), de eventuele schuld van de verdachte als gering kan worden beschouwd, en het openbaar belang zich niet tegen een sepot verzet.
Ook de Strafrichter (Amtsgericht) kan in zo'n geval tot een Einstellung (§ 153 Abs. 2 StPO) besluiten.

Is de Einstellung van § 153 StPO afkomstig van de Staatsanwaltschaft, dan treedt echter geen Strafklageverbrauch op, en kan de geseponeerde zaak theoretisch dus eventueel later alsnog vervolgd worden. Op 26.08.2003 heeft de Bundesgerichtshof bepaald, dat als deze vorm van Einstellung afkomstig is van de strafrechter, er wel degelijk een zekere mate van Strafklageverbrauch optreedt, behoudens wanneer de Lebenssachverhalt achteraf bezien toch een Verbrechen (met een strafbedreiging van minimaal 1 jaar gevangenisstraf) blijkt te zijn, en dus geen Vergehen. Een opportuniteitssepot is namelijk nooit mogelijk bij Verbrechen.
Tegen een Einstellung gem. 153 StPO kan in beginsel geen rechtsmiddel worden ingediend. Wie het niet eens is met deze Einstellung door de Staatsanwaltschaft, kan slechts een Dienstaufsichtsbeschwerde bij de leidinggevende van de betreffende Amts- of Staatsanwalt indienen.
In uitzonderlijke gevallen, en uitsluitend wanneer het een Einstellungsbeschluss (dus afkomstig van een strafrechter), kan een beroep worden gedaan op § 304 StPO (Beschwerde).
§ 153a StPO: Einstellung des Verfahrens nach Erfüllung von Auflagen und Weisungen
De Staatsanwaltschaft kan ook afzien van verdere vervolging wanneer de verdachte bereid is aan nader op te leggen voorwaarden te voldoen. Daarbij kan gedacht worden aan het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer of het anderszins tot stand brengen van een regeling met het slachtoffer (de zogenaamde Täter-Opfer Ausgleich (TOA)), het betalen van een geldbedrag aan de Staatskas of een goed doel, maar ook aan het volgen van bijvoorbeeld een verkeerscursus., of arbeid ten algemene nutte.
De Einstellung nach § 153a StPO kan zelfs plaatsvinden als de eventuele schuld als 'mittelschwer' (dus meer dan gering) kan worden beoordeeld. Het openbaar belang wordt bevredigd door de op te leggen voorwaarde.

De verdachte dient zich goed te realiseren, dat de Staatsanwaltschaft de strafvervolging weer kan oppakken wanneer de voorwaarden niet vervuld worden. Het is dus een 'sepot' onder opschortende voorwaarde; er volgt eerst een vorläufige Einstellung. Zodra de verdachte aan de opgelegde voorwaarde heeft voldaan, zal de endgültige Einstellung volgen. Daarmee is de strafzaak dan afgewikkeld.

De Einstellung gem. § 153a StPO lijkt vervelender/slechter dan die van § 153 StPO; § 153a StPO heeft echter het voordeel, dat het feit na de endgültige Einstellung ook daadwerkelijk definitief weg is, althans indien en voorzover het feit (der Lebenssachverhalt) een Vergehen (licht misdrijf) blijft. Er is sprake van Strafklageverbrauch.

Wees daarom niet verbaasd als de Strafverteidiger de Einstellung gem. § 153a StPO nastreeft, en niet die van § 153 StPO.

Blijkt echter later dat het feitelijke gebeuren eigenlijk een Verbrechen (i.e. misdrijf, met een strafbedreiging van minimaal 1 jaar gevangenisstraf) was, dan kan theoretisch alsnog (verder) vervolgd worden.
Die Einstellung nach Eröffnung des Hauptverfahrens
Ook nach Eröffnung des Hauptverfahrens is een Einstellung des Strafverfahrens nog steeds mogelijk (§§ 153, 153a, 154 und 154a StPO). Aangezien een strafzaak normaliter eindigt met een bewezenverklaring of een vrijspraak, is een Einstellung nach § 170 Abs. 2 StPO uiteraard niet mogelijk. Immers, als er geen hinreichende Tatverdacht is, moet vrijspraak volgen; in het andere geval een veroordeling.
De bevoegdheid tot voortijdige beëindiging van de strafzaak wegen Geringfügigkeit (§ 153 Abs. 2 StPO) komt nach Eröffnung des Hauptverfahrens ook toe aan de strafrechter, en wel in elke fase van de procedure, echter alleen met toestemming van de Staatsanwaltschaft en de in persoon verschenen verdachte. Mocht de verdachte niet in persoon verschenen zijn, dan kan de Einstellung ook zonder zijn expliciete toestemming volgen.
De toestemming van een eventuele Nebenkläger (civiele partij in de strafzaak) is niet noodzakelijk; deze moet echter wel worden gehoord.
De definitieve Einstellung door de rechter vindt plaats bij Beschluss.
Stuur ons een bericht en wij nemen op korte termijn contact met U op.