09-03-15 11:10 Opgeslagen in:
FaillissementsrechtTot voor kort is de rechtspraak en de literatuur er altijd vanuit gegaan dat het faillissement van een vennootschap onder firma (V.O.F.) noodzakelijkerwijs automatisch tot het faillissement van de vennoten van die V.O.F. moest leiden. Immers, de vennoten van de V.O.F. zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap. Dus als de vennootschap haar schulden niet kan voldoen, dan kan de schuldeiser zich naast dit afgescheiden vermogen ook op het privévermogen van de vennoten verhalen.
Op 06.02.2015 heeft de Hoge Raad evenwel gebroken met deze redenering: het faillissement van de V.O.F. leidt niet meer per definitie ertoe dat de vennoten automatisch failleren als de V.O.F. failleert. De Rechtbank (en het Hof in hoger beroep) dient te onderzoeken of, naast de V.O.F., ook de afzonderlijke vennoten daadwerkelijk verkeren in de toestand dat zij hebben opgehouden te betalen. Is niet aan dat vereiste voldaan, bijvoorbeeld omdat een vennoot voldoende vermogen heeft om zowel de schulden van de vennootschap te voldoen alsook zijn eigen privéschulden, dan kan die vennoot niet in staat van faillissement worden verklaard. Ook kan een vennoot jegens de schuldeiser verweermiddelen of verrekenmogelijkheden hebben die de V.O.F. zelf niet heeft. De Europese rechtspraak ging hier overigens al vanuit.
Om naast de V.O.F. ook het faillissement van de vennoten te bewerkstelligen dient dit nu dus expliciet verzocht te worden. Dat kan in hetzelfde verzoekschrift of bij afzonderlijke verzoekschriften.
Tags: Faillissement, V.O.F., Vennoot